Fareed Zakaria: Lof van de vrije studie

Toen Fareed Zakaria als tiener nog in India woonde, moest hij net als iedereen kiezen tussen drie richtingen: “science, commerce, or the humanities. […] In those days, the choices were obvious. The smart kids would go into science, the rich kids would do commerce, and the girls would take the humanities.” (22)

Het is een van de vele voorbeelden van heldere taal in Zakaria’s In Defense of a Liberal Education. In het Nederlands is het boek vertaald als Lof van de Geesteswetenschappen, en citaten als deze maken dat begrijpelijk. In een historisch hoofdstuk zegt Zakaria al van het in de klassieke Oudheid ontwikkelde ‘vrije-kunsten’-kader dat “the curriculum was split between science and humanities, the theoretical and the practical” (44). Er is een sterke associatie tussen die ‘vrije’ studies en de humaniora.

Maar aan de andere kant valt die liberal education juist duidelijk níet samen met de ‘geesteswetenschappen’-kant van een humaniora-versus-wetenschappen-onderscheid. Zakaria benadrukt juist door het hele boek heen dat “science was central to liberal education from the start” (42), en hij bespreekt met goedkeuring en optimisme de eerste resultaten van Yale-NUS College, een samenwerking tussen Yale University (Zakaria’s Alma mater) en de National University of Singapore waar niet alleen een multicultureel curriculum wordt aangeboden, maar ook wordt getracht “to restore science to its fundamental place in an undergraduate’s education” (67).

Dat is onverdeeld positief want, zoals gezegd, bij “liberal education” hoort science als vanouds; dat is pas in de afgelopen eeuw veranderd – “the greatest shift in liberal education over the past century has been the downgrading of subjects in science and technology.” (64) Dat heeft alles te maken met het zich ontvouwende conflict tussen wetenschap en religie – religie waarin liberal education in de 19e eeuw nog diep geworteld was. Het resultaat vindt Zakaria zonder meer een verlies, en hij onderstreept dat door de lezer zonder enig kritisch commentaar een uitgebreid citaat uit de “Two Cultures” rede van C.P. Snow voor te schotelen.

Wat is die liberal education dan? Zakaria definieert die vooral in termen van wat ze doet: ze leert je schrijven en dwingt je daarmee te denken; ze leert je praten; en ze leert je leren. Dat horen we vaker. Maar waar humanisten daar soms reflexmatig aan toevoegen: “…en dat kun je niet in geld uitdrukken”, is Zakaria daar een stuk nuchterder over. Hij helpt in herinnering hoe leuk Marc Zuckerberg het vond om oud-Grieks te leren en citeert Steve Jobs die zei dat Apple niet draait op technologie maar op “technology married with liberal arts, married with the humanities” (81). Conclusie: “technology and liberal education go hand in hand with business today.” (82) De driedeling waartussen Zakaria als tiener moest kiezen brokkelt af.

Want als dit een lof van de geesteswetenschap is, is het in elk geval van een geesteswetenschap die nergens tegenover staat, die zich tegen de sociale of natuurwetenschappen niet hoeft af te zetten of te wapenen, en waar die andere wetenschappen zelfs ten dele in opgaan. Als Zakaria meer ruimte wil voor het soort activiteiten waardoor je leert denken, praten en leren – en hij is nergens erg dogmatisch over welke activiteiten dat zijn; hij lijkt vooral te vinden dat ze ruimte vereisen voor de student om de selectie zelf te maken, ongehinderd door disciplinaire scheidslijnen – hoeft hij die ruimte eigenlijk nergens op te ‘bevechten’. Niet op de natuurwetenschappen, niet op ‘praktisch nut of toepasbaarheid’; en niet eens op ‘deze jachtige tijd’.

Het laatste hoofdstuk is namelijk een lofzang op de huidige jongere generatie, op de burgerlijke millennials die geen wiet meer roken en Hegel lezen, maar in plaats daarvan ijverig aan hun CV knutselen en daar ook toe gedwongen worden door het toelatingsbeleid van de beste (Amerikaanse – dat is waar Zakaria steeds in de eerste plaats aan denkt) onderwijsinstellingen … maar die daarom geen haartje minder mens zijn. De koudeoorlogstijd waarin studenten debatteerden over Nietzsche, Marx en Tolstoj werd bepaald door een ideologische tegenstelling tussen twee systemen en daar moest je je toe verhouden; onze tijd daarentegen wordt bepaald door “capitalism, globalization, and technology” (164). Dat is bij Zakaria niet of nauwelijks een verwijt tegen onze tijd; hoogstens is er een risico dat de diepste en breedste vragen in zo’n tijd onvoldoende gesteld blijven worden, en dat dus “even now, we could all use a little bit more of a liberal education” (169).

Zakaria spreekt heldere taal: een driedeling in wetenschap, humaniora en commercie plaatst onnodige schotten tussen activiteiten die zich van nature met elkaar willen verbinden. Zijn optimisme over de maatschappelijke relevantie van de geesteswetenschappen mag iedereen overnemen; maar hoewel hij de lof ervan bezingt, maakt hij zich niet tot bondgenoot van alle ‘verdedigers’ van de geesteswetenschappen. Hij kiest voor Snow en niet voor diens aartstegenstander Francis Leavis; en hij citeert instemmend Steven Pinker over hoe toegenomen kennis onze wereld fundamenteel beter heeft gemaakt. “Some humanists”, voegt hij daaraan toe,

balk at the idea that human beings have made any progress in these fundamental ways. Are we better off than the ancient Greeks? they might ask. The answer is yes, overwhelmingly, unless you were one of the handful of male Greek aristocrats (and even then, as long as you didn’t get a toothache). Practices like slavery, serfdom, dueling, and the abuse of women and children have dwindled over the last few centuries – as a consequence of broad, humanistic ideas, the bedrock of a liberal education. (144)

Kom bij Zakaria niet aan met antikapitalisme, antisciëntisme of plechtige Bildungsretoriek; dit is een Amerikaanse lof op de geesteswetenschappen – niet op de geesteswetenschappen dus, maar op die liberal education waardoor je leert schrijven, praten en leren.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *